Ik voel me vrij en veilig

(en niemand mag het weten)

Waar het water zich in de verte vermengt met de lucht zal het anders zijn. Het zal altijd anders zijn en nooit meer zoals voorheen. Aan de overkant van het water ligt een andere wereld maar voorlopig ben ik hier. Het begint aardig mistig te worden en ik kan de scheidingslijn van het water en de lucht met moeite ontdekken. Het is dat ik een vrachtschip voorbij hoor komen waarvan ik de lichten flauw kan onderscheiden. Het was echt prachtig weer vandaag maar nog steeds koud en ik begin het zelf ook koud te krijgen dus rits mijn jas hoger dicht en stop mijn handen diep in mijn zakken. Terwijl ik langs de waterlijn richting huis loop hoor ik het gebrom van de motor van het vrachtschip langzaam verstommen in de mist. Het gras is grauw en stug door de intense kou van de afgelopen weken. Het zal straks plaatsmaken voor jong fris nieuw gras. Ik kan haast niet wachten tot de lammeren geboren worden. Je ziet de dames iedere dag groeien en steeds vaker een momentje rusten tussen het grazen door. Iedere dag een ontspannen herhaling van de vorige maar toch met hier en daar kleine tekenen van spanning voor een naderende bevalling. De warme adem van de schapen maken mooie wolkjes in de lucht die net zo snel verdwijnen als ze zichtbaar zijn. Ieder wolkje verlicht door de laatste flauwe zonnestralen die zich nog een weg hebben weten te banen door de nevel.

Het is slechts een minuut of vijf lopen naar huis maar daar eenmaal aangekomen is de mist dicht en zwaar. Ook de zon is verdwenen en je kunt nog amper dertig meter vooruit zien. In de verte hoor ik meerdere misthoornen gaan op het water en ik krijg de neiging om terug te gaan om te luisteren naar het onzichtbare tafereel van de boten en schepen die nu hun weg moeten weten te vinden in totale duisternis. Ik sta even stil maar bedenk me zodra ik voel hoe koud ik het eigenlijk heb. Bovendien begin ik honger te krijgen. Met enige kracht duw ik het tuinhek piepend en krakend open. In de duisternis mist lijkt het geluid zichzelf te versterken doordat het van de vele waterdruppels terugkaatst in mijn oren, een rilling loopt langs mijn rug. Zodra ik bij de deur kom springt Muis binnen in de vensterbank en geeft miauwend kopjes tegen het raam.

Nog steeds word ik blij iedere keer dat ik mijn sleutel in het slot steek. Het is niet altijd gemakkelijk maar we hebben het maar mooi voor elkaar, Muis en ik. Ons eigen stekkie hier vlak bij het water en de reis naar mijn werk is ook acceptabel. Driekwartier fietsen en ik ben er. Of ik kan tien minuten naar de bus fietsen, twintig minuten met de bus reizen en ik ben er. Wat er uiteindelijk altijd voor zorgt dat ik met de fiets ga. Als je dan toch al onderweg bent voelt het zo nutteloos om over te stappen op de bus. Bovendien ben ik dan al lekker onderweg en zijn mijn spieren warm. Het is goede beweging. Ik ben afgelopen paar weken drie keer met de bus gegaan omdat de wegen niet begaanbaar waren. Er lag een dikke laag sneeuw, door het verkeer samen gedrukt tot een glibberige ijsplaat. De weg naar de bus toe was alle keren een hele beproeving. De terugweg heb ik twee keer moeten lopen. Ik had na een vermoeiende werkdag niet de energie meer om mezelf de moed in te praten om ‘gewoon door te fietsen’, waardoor ik steeds onderuit gleed. Na vijf minuten ploeteren besloot ik de rest van de weg te gaan lopen. Het was een vermoeiende tocht maar het was het volledig waard. Het was zo mooi, vooral de laatste keer twee weken geleden. Ik was die dag redelijk op tijd naar huis gegaan en had dus nog wat daglicht. Alles lag onder een dikke laag sneeuw. De stilte was hoorbaar en elk geluid galmde over de velden. De bedrijven en boerderijen langs de weg en aan de horizon lagen er romantischer bij dan ooit. Ik kreeg een kerstgevoel zoals het altijd in een Amerikaanse film wordt voorgeschoteld. Familie, vrienden, cadeaus, eten, een warm haardvuur en heel veel sneeuw buiten. Het gaf me een klein beetje een treurig gevoel omdat de kerst al voorbij was. Het voelde zo zonde dat we de kerst al hadden gevierd terwijl daarvoor nu pas het perfecte moment voor was aangebroken. Maar de beelden, die rechtstreeks van een kerstkaart leken te komen, zullen me nog lang bijblijven.

Ik ben inmiddels binnen en heb de verwarming hoger gedraaid en hier en daar wat lampjes aan gedaan. Muis dartelt vrolijk rond mijn benen in blijde afwachting van het eten dat ze weet dat ze nu zal krijgen. Zodra ik het bakje volgooi met eten duikt ze erop af en begint te knabbelen. Het geluid van brekende brokjes weerkaatst door de keuken samen met het geluid van mijn knorrende maag. De keuken is ouderwets maar knus. Vanaf de voordeur heb je links het toilet, de trap en als je rechtdoor loopt kom je uit in de keuken. Meteen links het keukenblok en rechts een bar en de doorgang naar de woonkamer. Aan de andere kant van de bar is de woonkamer. Direct achter de bar heb ik een kleine eettafel staan en aan de voorkant van het huis is de zithoek. De woonkamer is smal maar loopt wel over de hele lengte van het huis. Ik ben dol op mijn wilde voortuin wat veel van een oerwoud wegheeft en daardoor altijd vol zit met leven in de vorm van vogels, insecten en knaagdieren. In de keuken is alles ouderwets met bruine tegels en houten panelen. Ik heb mijn best gedaan om hier en daar wat moderne, kleurrijke, accenten in te brengen. Zoals de Ikea lamp, de hippe barkrukken en het magneetbord op de koelkast. De woonkamer heb ik wel naar deze eeuw gehaald en alles licht geverfd. De muur naast de eettafel heb ik appelgroen geschilderd. Wat ik zelf erg mooi vind omdat je die muur vanuit de keuken ook ziet. Al het bruin uit de keuken lijkt meteen minder ouderwets bij de frisgroene kleur, vind ik. Boven een heb ik twee kleine slaapkamers en ouderwetse douche, het is niet veel maar het is genoeg en ik ben er trots op!

Muis heeft zijn favoriete plekje ingenomen op de vensterbank bij het raam, boven de verwarming. Voor mezelf wordt het iets anders dan een bakje opentrekken en alles op een bord te gooien. Ik heb bedacht dat ik lasagne zou eten zodat ik alle resten groenten kan gebruiken die nog in de koelkast heb liggen. Ik vind koken altijd een ontspannen bezigheid. Of in ieder geval helpt het me om gedachten helder te krijgen en dingen weer even in perspectief te zien. Het is een drukke week geweest en dit is de eerste dag dat ik even kan uitademen. Gewoon lekker huiselijk wakker worden van een knorrende kat die over het bed loopt en zachtjes ‘etenstijd’ miauwt. Er dan maar uitblijven, ook al is het je vrije dag en pas half acht ochtends. Beetje zitten, ontbijten, tv kijken, wegzinken in het uren verslindende surfen op internet en voor je het weet is het twee uur ‘s middags als je onder de douche staat.

Het was verrassend rustig in de supermarkt vanmiddag en ik stond binnen tien minuten weer buiten. Weer geen zin om voor een aantal dagen tegelijk boodschappen te doen. Vooral geen zin om na te denken over de komende maaltijden en nu al te beslissen wat ik over drie dagen moet eten. Kost meer tijd en vooral ook meer geld zegt men, maar ik doe nog steeds bijna dagelijks boodschappen. Of maak iets van wat ik nog in huis heb. Hoe dan ook heb ik pas in de supermarkt besloten dat ik de groenten zou gebruiken om lasagne te maken. Ik haal alles uit de koeling het zet alles wat ik nodig heb klaar. Les een van koken is er van jongs af aan ingeprent; Zorg altijd dat je alles wat je nodig hebt bij de hand hebt, dat werkt het beste en zo kun je ook niet zo gauw iets vergeten. Ik heb niet altijd zin om te koken maar niemand anders gaat het voor me doen en ik ben dol op goed eten; vers met veel groenten en veel smaak. Dus ik begin altijd maar gewoon weer ergens en dan komt het vanzelf goed. Ik heb de lasagne net in de oven gezet als de deurbel gaat.

Mijn hart slaat over en mijn keel is gortdroog de seconde dat ik hem zie. Het is zo donker dat er niet verder dan het tuinhek te zien is. Zijn aanwezigheid wordt verlicht door de lamp bij mijn voordeur. Tegen de muur van mist lijkt het alsof hij in een cirkel van licht zweeft. Het oerwoud van de voortuin op de achtergrond maakt het tafereel extra duister. Mijn maag draait zich om en ik vraag me af of ik in mijn nachtmerries ben beland. Met zijn bleke gezicht en ogen donker en doordringend kijkt hij me met een onbeduidende glimlach aan. De afgelopen vijf seconden gingen in slow motion voorbij en het lijkt al een uur te duren dat we hier zo tegenover elkaar staan. ‘Hallo Ilse’ zegt hij uiteindelijk met een zachte en monotone stem. Diezelfde seconde komt hij op me af en wordt het donker.

Het was vijf jaar geleden dat ik hem voor het eerst ontmoette. Ik zat al uren voor me uit te staren en me af te vragen of deze dag ooit nog voorbij zou gaan. Het was de zesde dag en nog steeds had ik niemand gezien. Ik had me op dag een voorgenomen iedereen opgewekt tegemoet te zien en open te staan voor de ander. Iedere nacht heb ik gehuild, weer een dag voorbij en nog steeds alleen en geen enkel zicht op verandering. Tot op dag zes, aan het zonlicht te zien om een uur of vier, ik werd opgeschrikt door een opengaande deur en een man kwam binnen. ‘Hallo, ik ben Ramon’ zei hij op zachte vriendelijke toon en keek me aan met zijn mooie donkere ogen die leken te schitteren in het flauwe licht, ik probeerde te glimlachen. Hij maakte een van mijn handboeien los en reikte me een flesje water aan. Ik dronk er een paar slokken van en genoot met volle teugen. Nog niet eerder had bronwater zo goed gesmaakt. De afgelopen dagen had ik mijn dorst gelest met de druppels die langs de houten paal naar beneden gleden wanneer het regende. Het was interessant geweest om te merken hoe zoiets als instinct het direct van je overneemt en je brein creatief wordt in het bedenken van oplossingen en bezigheden. Ik gaf uit puur automatisme het flesje water weer terug en had er direct spijt van. Dit was mijn kans en ik probeerde zo vriendelijk mogelijk: ‘Hallo, ik ben Ilse. Fijn om iemand te zien.. Sorry, dat ik er niet wat netter uitzie op het moment. Ik vroeg me af, heeft u misschien ook iets te eten?’ Ik zie hem zijn verbazing van zich afschudden terwijl hij me recht aankijkt. Halverwege mijn zin gaat zijn verbazing over in trots en krult er een brede glimlach om zijn mond. Zijn ogen glunderen als hij zachtjes maar opgewekt zegt: ‘Zie je wel, ik wist het zeker, jij bent een goede vrouw voor mij.’

Hij reikt me een pistolet aan met ham en kaas. In stilte schrok ik de pistolet naar binnen, me bewust van zijn doordringende blik. Iets in zijn blik was veranderd. Ik probeer me voor te bereiden op wat komen gaat. Ik probeer me al de hele week voor te bereiden op wat komen gaat. Achteraf weet ik dat het onmogelijk is om je voor te bereiden op een dergelijke situatie. Ik zou me inhouden. Ik zou het zou laten gebeuren en rustig blijven. En wat er ook gebeurde ik zou vooral niet gaan schreeuwen. Maar ik kon het niet. Ik kon niet anders dan schreeuwen dat hij op moest houden en dat het pijn deed. Uiteindelijk werd ik stil van totale uitputting en snel daarna hield het op. Hij stond naast het bed naar me te kijken terwijl hij zich aankleedde. Hij keek tevreden en de vriendelijke blik was teruggekeerd in zijn ogen. Voor hij wegging haalt hij nog twee pistoletjes tevoorschijn en een flesje water en liet deze bij me achter.

Ik kan me vooral nog herinneren hoe verwarrend mijn gevoelens waren. Ramon is een man van mijn leeftijd, slank postuur, ik denk ongeveer 1.70m hoog en goed om te zien. In het dagelijks leven zou ik hem zeker een tweede blik waardig geven. Misschien zelfs nakijken op straat. De vriendelijke blik die hij me schenkt als hij klaar is staat in schril contrast met de brute kracht waarmee hij me neergooit en vasthoudt wanneer het begint. Er gingen weken voorbij en ik kon alleen maar gissen naar de volgende keer dat ik hem zag. Soms dagen achter elkaar en soms maar twee keer per week. Maar ik keek uit naar zijn bezoeken, want dan was ik niet alleen. Na verloop van tijd begon ik langzaam te houden van die vriendelijke man die mij water en lekkere broodjes bracht. Dezelfde man bracht me een warme deken, kleding, schone lakens en warme sokken. Hij was vriendelijk en warm. Hoe meer ik van deze man begon te houden hoe minder ik opzag tegen de horror van de andere kant, maar hoe meer ik ervan walgde. De man die ik haatte en waar ik misselijk van werd met heel mijn hart. Als ik zijn voetstappen hoorde wist ik al welke man er voor me zou staan. Gelukkig kwam de Ramon waar ik van was gaan houden vaker op bezoek. Hij was net zo eenzaam als ik en werd gekweld door dezelfde trauma’s, maar dan vanuit zijn kant gezien. We spraken weinig wanneer hij er was maar genoten van elkaars gezelschap, het samenzijn was voldoende.

Het was pas toen ik op een keer een reclamefolder vond in een van de papieren zakjes waar Ramon brood in had meegebracht. Het was een heerlijke ciabatta met mozzarella, tomaat en basilicum. Toen ik een beetje voor me uit lag te staren viel mijn oog ineens op iets groens wat uit het papieren zakje stak. Ik kon er net bij als ik me uitrekte en het knellende gevoel van de handboeien om mijn polsen negeerde. Het moment dat ik de flyer in mijn hand had drong het als een schok tot me door, dat er nog een andere wereld is. Het was alsof ik wakker werd.

 

‘Met uw klantenkaart ontvangt u 10% korting op al onze producten!

En komt u ook eens kijken naar onze vaste ma/di/wo aanbiedingen om uw week

voordelig te beginnen. Altijd vers, altijd voordelig’

 

Stond er met sierlijke paarse letters. Ernaast stond een afbeelding van een vrouw, ze keek blij en hield een mooi belegd broodje omhoog. Ik besefte me dat ik geen idee had of het maandag of donderdag was. Ik besefte me dat ik al vele weken in overlevingsstand had gestaan en in totale shocktoestand had verkeerd. Ik besloot diezelfde seconde dat ik hier hoe dan ook levend vandaag zou komen en vrij zou zijn. En dat het tijd werd om me daarop te concentreren.

Het heeft me al mijn energie en kracht gekost om Ramon de komende weken stukje bij beetje voor me te winnen en meer vrijheid af te dwingen door op slinkse wijze een beroep te doen op zijn schuld gevoelens en gedeelde pijn. Eerst een langere ketting, daarna een handboei los, dan beide handboeien los terwijl hij iets te eten haalt of de emmer leegt. De momenten dat ik los was duurden kort maar stukje bij beetje is het me gelukt om hier en daar wat spijkers, schroeven en ander klein materiaal te verzamelen en onder het bed te verstoppen. De haarspeldjes deden mij vermoeden dat ik niet de eerste vrouw ben die Ramon hier mee naartoe heeft genomen maar ik weigerde na te denken over hun lot. Op een goede nacht schraapte ik al mijn gevonden spullen en al mijn moed bij elkaar en ging proberen. Het was vlak nadat de Ramon die ik haatte was vertrokken wat me uitgeput maar energiek van woede maakte. Het duurde eeuwen en het is me die nacht niet gelukt. De nacht daarna ook niet en daarna ook niet. Maar uiteindelijk kwam er een nacht waarop het slot ‘klik’ zei en de handboei van mijn hand gleed. Ik weet niet meer hoe, misschien was het een oude deur, slecht slot of misschien een oerkracht diep in mij maar op een of andere wijze heb ik de deur open gekregen. Plotsklaps stond ik buiten. De schuur bleek midden op een veld te staan, het veld was omringd met bomen. Ik had eigenlijk niet anders verwacht aangezien ik de eerste dagen in blinde paniek uren heb geschreeuwd en er nooit iemand is gekomen. Ik ben gaan rennen. Het was koud en mijn voeten deden zeer maar dat hield me niet meer tegen, want ik was vrij.

Ze hebben hem nooit gevonden en ik leefde onder constante beveiliging en in constante angst. Ze waren hem al gauw op het spoor maar alle wegen liepen dood, hij leek opgelost in het niets. Negen vrouwen werden gevonden, begraven in het veld rondom de schuur. Geen van hen heeft langer dan een week geleefd nadat ze waren ontvoerd, zo bleek uit onderzoek. Na anderhalf jaar was er niets veranderd. Uiteindelijk heb ik besloten om zelf te verdwijnen. Familie had ik toch niet meer en het contact met vrienden en collega’s was moeizaam. Ik ben vijf maanden, een week en twee dagen weggeweest. Bij gebrek aan familie is mijn huis redelijk snel leeggeruimd en verkocht. Er was immers niemand die mijn hypotheek kon en wilde overnemen. Mijn hele leven in een donkere opslagplaats gestopt, net als ik. Vanaf dat ik terug was zag men me niet meer als een vriendin of collega maar als ‘die vrouw die het overleefd had’. Ik werd onbewust en bewust behandeld als een soort besmettelijke ziekte. Iemand die je altijd met handschoenen moet aanpakken en vooral niet te dicht in de buurt bij moet komen. Want niet alleen was ik degene die het overleefd had, ook was de dader nooit gevonden. Iedereen leek zich daar maar al te bewust van. Alsof contact met mij elk moment kon leiden tot de dood. Het was tijd om te verdwijnen. Ik heb me laten adviseren en helpen door de politie, afdeling ‘getuigen bescherming’. Ik heb een nieuwe identiteit aangenomen, ben vertrokken met niet meer dan twee koffers met spullen en niemand mocht het weten. Mijn nieuwe leven voelde als een bevrijding en de eerste nacht dat ik in dit huis sliep was de beste nacht uit mijn leven. Al gauw heb ik als psycholoog werk gevonden in een geriatrisch verpleeghuis, en Muis uit het asiel gehaald. Het leggen van nieuwe contacten ging redelijk soepel en ik begon aan een nieuw hoofdstuk in mijn leven. Ik voel me vrij en veilig, tot ik de voordeur open deed.

Het eerste wat ik zie is het plafond in de gang dat aan me voorbij gaat. Het valt me op hoe het verkleurd is en bedenk me dat ik het nu toch echt eens moet opknappen en schilderen. Hetzelfde geldt voor het plafond boven de trap. Het beeld is schokkerig en wiebelig, ik word er misselijk van. Ik heb het gevoel alsof ik zweef en tegelijkertijd voel ik me zwaar. Ik voel mijn lichaam over de traptreden glijden en even daarna over het tapijt in de gang boven. Pas nu we de trap op zijn begrijp ik dat het schokkerige beeld van daarnet werd veroorzaakt doordat ik aan mijn benen de trap op werd getrokken en mijn hoofd over de traptreden bonkte. Ik vraag me af waarom ik eigenlijk op deze manier de trap op ga maar kan geen reden verzinnen. In de slaapkamer aangekomen zie ik uit mijn ooghoeken Muis onder de kast duiken met dikke staart en doodsangst in haar ogen. Ik begrijp niet waarom ze zo bang is en probeer haar naar me toe te roepen. Maar er komt geen geluid uit mijn keel. Ik ben ook veel te moe en besluit mijn ogen dicht te doen. Katten zijn ook rare beesten, ik zie vaak helemaal niets van wat Muis ziet of hoort. Ik ruik de lasagne, hij is bijna klaar denk ik.

Ik knipper met mijn ogen en bemerk dat ze dichtzitten, van de slaap? Ik probeer te wrijven maar kan mijn armen niet optillen. Ik tuur in het duister de kamer in en probeer wakker te worden. Het is zo wazig in mijn hoofd en ik moet mijn uiterste best doen om mijn ogen open te houden. Ik bemerk een diepe kloppende hoofdpijn. Het duurt een volle minuut maar dan knalt de realiteit naar binnen. Mijn hart slaat over, adem stokt me in de keel en ik weet het weer. Direct voel ik alle kneuzingen over mijn hele lichaam. Alles doet pijn en voelt beurs. Duizend vragen gaan er door mijn hoofd. Hoe heeft hij me gevonden? Wat wil hij van me? Hoe laat is het en welke dag? Ik probeer niet in paniek te raken en de situatie in de schatten.’Rustig ademen’, fluister ik tegen mezelf. Hij heeft me vastgebonden aan mijn bed. Ik heb mijn kleding nog aan. Het laatste wat ik me herinner is dat ik de lasagne in de oven deed en dat de deurbel ging. Daarna slechts nog wat flitsen van de trap, Muis en zijn gezicht boven mijn gezicht. Ik walg van de herinnering.

Hij bevindt zich nu echter op mijn terrein. En al hoewel hij mij vast en zeker heeft geobserveerd en in mijn huis is geweest als ik op mijn werk was, een rilling loopt over mijn rug, heb ik nog steeds het voordeel dat ook ik bekend ben met dit huis, de buurt en de omgeving. Maar de buren in het huis op de hoek zijn op vakantie, de oude dame verderop is stokdoof en verder heeft niemand hier iets te zoeken op deze verlate landweg achter de dijk. Allemaal informatie die hij vast en zeker ook heeft en waar hij zijn planning op heeft afgesteld. Ik probeer een idee te krijgen van de tijd maar de verduisterende gordijnen helpen niet mee, evenals de scherpe bonkende hoofdpijn die mij doet vermoeden dat ik een flinke hersenschudding heb. Ik voel me meer moe dan dat ik me ooit heb gevoeld.

Aan de voetstappen hoor ik de Ramon waar ik van hield de trap opkomen. Het heeft me in der tijd veel moeite gekost om te accepteren dat dit mocht. Dat ik van hem mocht houden en dat het gezien de omstandigheden heel normaal was dat ik van hem hield. En daarmee, dat ik hem dus ook mocht missen. Ik heb uren liggen huilen de eerste maanden nadat ik vrij was. Om heel veel redenen maar ook omdat ik hem miste. Het voelde alsof ik de liefde van mijn leven had verloren, wat hij op een bepaalde manier van dat leven ook was. Met de tijd en heel veel uren therapie leerde ik hem los te laten en alles in perspectief te plaatsen. Hand in hand met de verwerking van mijn trauma’s en het leren omgaan met alle angsten leerde ik hem een plek te geven in het verleden en mijn hart vrij te maken voor een nieuwe liefde. Toch voel ik een diepe schaamte en mijn hart slaat over nu ik hem de trap op hoor lopen. Want wat ik nooit los heb kunnen laten is mijn schuldgevoel tegenover hem. Ik liet hem alleen achter met die gruwelijke nachtmerrie van een tweede persoonlijkheid. Ik liet hem achter vol trauma en verdriet, zonder hulp.

Hij komt stil en verslagen naast me op het bed zitten. Zijn blik is leeg en triest. Hij is oud geworden in deze vier korte jaren. ‘Dag Ilse’ zegt hij zacht en kijkt me schoorvoetend aan. ‘Ik heet nu Lisette‘ antwoord ik met schorre stem. Zijn blik verhard en hij kijkt weg. Na een volle minuut stilte draait hij zich naar me terug en legt zijn hand op mijn wang. We kijken elkaar aan en hij zegt: ‘Ik heb lang naar je gezocht en het was heel moeilijk, Ilse. Maar ik kon geen afscheid van je nemen dus moest wel naar je op zoek.’ Hij draait zich met zijn rug naar me toe en zegt tegen de muur: ‘Toen je was weggelopen was hij woest. Ik wist niet waar hij toe in staat was en ik heb hem gesmeekt je met rust te laten. Ik sprak met hem af dat we je na een tijd misschien een keer konden opzoeken maar je verdween. ’ Hij gaat staan en loopt richting de deur waar hij zich omdraait, me met een lege blik in zijn ogen aankijkt en zegt: ‘En ik moet zeggen, dat ik daar zelf ook behoorlijk woest van werd. Maar ik begrijp het ook wel.’ Na een korte stilte zegt hij op zachte toon: ‘Ik heb altijd erg mijn best gedaan om voor jou te vechten, weet je. Maar ik wist ergens wel dat hij het nooit zou toestaan. Dat ik hem nooit kon overwinnen.’ Hij kijkt met een bedroefde glimlach naar de grond, zucht diep en stapt de kamer uit. Een traan rolt over mijn wang langs mijn oor en valt op het bed. Ik ben gesloopt en val in een diepe rusteloze slaap.

Als ik wakker wordt ben ik in het ziekenhuis. De politie licht me in. Ramon heeft hen gebeld en gezegd dat ze mij moesten helpen omdat ik in nood was en hij het niet kon. Daarna is hij in de auto gestapt, terug gereden naar de plek waar het allemaal begon en heeft zichzelf verhangen in de schuur in het veld. Ze hebben hem een paar dagen later gevonden. Ergens onderweg daar naartoe heeft hij een brief naar mijn huisadres gestuurd. Ik had een ernstige schedelfractuur en heb in dezelfde dagen meerdere operaties ondergaan. Naar aanleiding van zijn vingerafdrukken op de brief is de politie op zoek gegaan en achter het hele verhaal , mijn hele verhaal, gekomen. Ze hebben de brief, die aan mij is gericht, voor me meegenomen:

 

Ilse,

Hij zei altijd tegen mij ‘niemand mag het weten’. Maar misschien als iemand het wel wist, als ik het aan jou had durven vertellen… Ondanks dat ik het nooit hardop heb gezegd heb jij het altijd geweten. Je was de enige. Ik kan je nooit meer opnieuw ontmoeten dus wil ik het hoofdstuk voor ons afsluiten. Dat kan volgens mij alleen op de plek waar ik je voor het eerst heb ontmoet, op die mooie zondagmiddag in juni. Ik schrijf je deze brief zodat je weet, vanaf vandaag ben je vrij.

 Ramon

 

<< No reproduction without creditline >>