Mijn tolerantie houdt stand

Ik had de eerste afslag links genomen. Eigenlijk onbewust keek ik naar rechts en zocht naar haar fiets. Hij stond er niet en mijn gedachten gingen langs alle scenario’s, allemaal speculatie. Ik kan niet weten waar ze is daar ik geen contact met haar heb. Ik weet niet meer hoe het met haar gaat en of ze wel eens aan mij denkt.

In de eerste fietsenstalling is uiteraard geen plek meer. Ook de tweede is vol dus ik stamp mijn fiets tussen twee andere afgeragde fietsen in. Het is waterkoud en in het half duister loop ik in rap tempo richting de deur. Zoals altijd stoot ik weer ergens halverwege mijn knieën aan een van de uitstekende fietsen en zoals altijd verbijt ik de pijn en loop stug door. Met een onzichtbare hink in mijn stap loop ik de stenen stap op. De ene trede nog meer gebroken dan de andere maar allemaal gepolijst door de tijd; gladgeschuurd onder de vele voeten die voorbij zijn gekomen.

Het licht links boven de deur is gebroken, de scherven liggen verspreid over de traptreden en knisperen onder mijn voeten. De deuren, zwaar en log, zijn niet meer uitnodigend dan de hekken bij de ingang van een kerkhof. Ik trek de rechter deur open die ondanks zwaar in stilte open gaat en een flauw verlichte gang laat zien. Ik laat de deur zachtjes achter me dichtvallen, de echo gaat me voor de gang in. De vloer trekt mijn aandacht vanwege het grote contrast met de rest van de staat waarin het gebouw zich bevindt. Prachtig bewaard gebleven vintage tegels met een bloempatroon waar je, al dan niet stoned, niet lang naar kan kijken zonder de weg kwijt te raken.

Aangekomen bij nummer veertien steek ik de sleutel in het slot, soepel draait de sleutel rond en weerkaatst het geluid van het openschuivende slot de gang in. Ik krimp ineen in de angst dat iemand me hoort. Geen energie voor een nietszeggende conversatie. Na enkele seconden duw ik zacht de deur op een kier, zoek met mijn hand het lichtknopje en knip het licht aan alvorens ik binnenstap. Altijd eerst het licht aan.

Tegen de tijd dat de waterkoker afslaat zit ik al te lekker om op te staan. Kaarsen aan en in stilte gehuld staar ik voor me uit. De schone vaat staat te wachten om plaats te mogen nemen in de kast, de vuile wil gewassen worden en de volle wasmand geeft aan dat ik in beweging moet komen, als ik dit weekend nog iets wil hebben om aan te doen. Ik kom echter niet in beweging, sta stil van de drukte in mijn hoofd. Hoe ik ook mijn best doe om te concentreren op de rust ik kom steeds terug bij het feit dat haar fiets er niet staat.

Het is niet zo dat ik zou weten wat ik moest zeggen als ze nu hier voor de deur zou staan, hoe graag ik het ook wil. Er is misschien al te veel tijd voorbij gegaan. Ik denk ook niet dat het daarom gaat. In gedachten zie ik de oosters ogende waxine houders die ze altijd in haar kamer had staan, de vele boeken op de grond samen met de rest van haar spullen. Ik vind de geur van de opgebrande lucifers en het warme kaarsvet heerlijk en kijk tevreden mijn woonkamer rond, verlicht door enkel de kaarsen en wat sierverlichting.

Het lukt me alsnog om op te staan en te doen wat gedaan moet worden. Eigenlijk voelt het verfrissend nu de vaat is gedaan en de wasmachine ritmisch ronddraait. Onwillekeurig wiebelt mijn voet mee op de maat nu ik weer op de bank zit met een kop thee. De verwarming staat nog aan van toen ik vanmorgen wegging, weer vergeten, en het is hier eigenlijk ontzettend warm. De warmte voelt veilig en omhullend. Het gevoel van veiligheid wint en weerhoudt me ervan de temperatuur lager te zetten. Hoewel het meestal niet langer dan tien minuten duurt voordat de kaarsen, thee en verwarming samen zorgen voor een plotselinge overdaad aan warmte van binnenuit waarbij het stoom uit mijn oren lijkt te komen, zijn we nu al geruime tijd verder en mijn tolerantie houdt stand.

De avond is nog leeg en het is nog vroeg. Slapen kan ik voorlopig toch nog niet. Ook al heb ik de gewoonte uit pure verveling naar bed te gaan, moe van het denken in de hoop dat de slaap me vanzelf snel zal vatten. Maar vooralsnog heb ik geen zin om naar bed te gaan, tevens ook geen idee wat te doen de komende uren. De stilte is voor nu in ieder geval genoeg geweest dus ik beweeg me richting de cd speler. Wat wil ik luisteren? Ik besluit Nick Drake aan te zetten. Het duurt even voor ik de cd heb gevonden. Ik kijk er altijd eerst tien keer overheen ondanks de naar mijn idee overzichtelijke collectie cd’s die ik door de jaren heen heb verzamelt. Het zijn er net genoeg om de kist, waar ik ooit twee flessen wijn in heb gekregen, te vullen. Pas als ik de cd’s per stuk langsloop blijkt het echt de derde cd in de bak te zijn die ik zoek. Ik twijfel even en mijn vingertop rust zacht op de ‘play’ knop, maar zodra er geluid uit de speakers komt voel ik me opgelucht en ik weet dat het de goede keuze was. Ik vraag me af of ze de muziek zou herkennen als ze hem hoorde en of ze dan aan dezelfde dag terug zou denken als ik.

De wind is opgestoken zoals de stem op de radio vanmiddag al voorspelde en giert rond het oude gebouw. Alle kieren worden nauwkeurig bespeeld en de gordijnen wiegen met elke windvlaag heen en weer. Dit zijn de momenten waarop ik dankbaar ben voor mijn veel te dure, maar warme, deken met kleurrijke overtrek waar ik me helemaal in rol tot alleen mijn hoofd uitsteekt en ik er vast uit moet zien als een soort matroeschka poppetje. De sierverlichting rond mijn bed en de geur van uitgebrande kaarsen doen me denken aan kerst. Het is al diep in november en bijna alle bomen zijn kaal.

De cd is bijna afgelopen na drie keer van voor af aan afgespeeld te zijn. Ik weet zeker dat ik nog niet slapen kan en toch lig ik hier in bed. Het is stil en ik vraag me af waar iedereen is. Nummer 12 is dol op housemuziek en nummer 10 heeft eindeloze telefoongesprekken waar de hele gang van kan meegenieten. Ik ben iedere keer weer verwonderd dat een dergelijk klein vrouwtje een dergelijk geluid kan produceren. Ik heb ze allebei al dagen niet gesproken of gezien. Het zijn allebei lieve en zorgzame vrouwen, of meisjes. Wanneer houd je op een meisje te zijn eigenlijk? Is het een leeftijd, een gevoel, een bepaalde levensgebeurtenis?

Nu het weer stil is hoor ik pas echt hoe het stormt buiten. Ik herinner me de dag waarop ik samen met haar ergens tussen Maastricht en Utrecht ben gestrand met de trein. Het had die nacht verschrikkelijk gesneeuwt en ondanks dat er met man en macht werd gewerkt lag zo goed als het hele land stil. Het was een prachtig gezicht. De trein die met een slakkengang langs de weilanden, dorpen en steden reed. Ik heb echt intens genoten van alle mooie platen en geprobeerd om ze stuk voor stuk zorgvuldig in mijn geheugen op te slaan. Het heeft uren geduurd voor we thuis waren en ik heb vele stations zien passeren die dag. Ik kwam thuis met rode konen, verkleumde handen, bevroren voeten en een hart vol goud.

Ik had dat weekend vaak stil gestaan bij wat ik zou willen worden. Later als ik groot zou zijn, zou ik het wel even gaan maken. Het leek mij op dat moment onmogelijk om een leven te leiden waar zij geen rol meer in speelt. We hebben het zo vaak gehad over onze wensen, dromen, ideeën en plannen en hoewel deze sterk van elkaar verschilden zagen we toch altijd een manier waarop we het samen konden doen. Ik kwam er al gauw achter dat mijn wensen en ideeën voor het werkleven nog niet helemaal waren getoetst aan de realiteit en dat ik misschien diep in mijn hart nog niet helemaal de juiste motivatie had voor alles wat ik wilde. Het was meer dat ik vond dat ik het moest willen op die manier.

De wekker gaat, het is acht uur, maar ik lag al een tijdje naar het plafond te staren. Het is donker buiten en de wind heeft de hele nacht doorgezet. Ik heb me amper bewogen en lig er nog steeds bij als een matroeschka poppetje. Het is koud in mijn kamer en er gaat een rilling door mij heen terwijl ik zo snel mogelijk mijn kleding bij elkaar probeer te krijgen. Hoe sneller ik ben, hoe sneller ik onder de warme douche sta. De badkamer is een rechthoek met een wasbak en toilet aan de ene kant en een douche aan de andere, van elkaar gescheiden door het douchegordijn. Het douchegordijn heb ik deze week gekocht en er veel te veel geld aan uit gegeven. Maar het is het waard aangezien ik iedere keer weer een glimlach bij mezelf betrap als ik de douche in stap. De hele ruimte bestaat verder alleen uit verweerde witte tegels. Die me altijd doen denken aan een ziekenhuis.

Over ziekenhuis gesproken ik moet vandaag weer werken. Mijn beroep is veelzijdig, uitdagend en ondanks zekere raakvlakken niet geworden wat ik in dat weekend met haar in Maastricht gedacht had. Een samenloop van omstandigheden heeft ertoe geleid dat ik hier terecht ben gekomen. Daar er geen banen voor het oppikken lagen en ik nog jong was en onervaren, werd ik niet zo snel aangenomen, of zelfs maar op gesprek uitgenodigd. Maar je kunt altijd werken, heb ik geleerd. Het is beter zesendertig uur per week te werken voor een mager loon dan een uitkering te ontvangen met thuiszitten. Werken loont op vele vlakken en is een onmisbaar en belangrijk onderdeel van het leven. Als je niet werkt loop je zoveel mis aan sociale contacten en ervaringen en daarmee aan ontwikkeling.

Onderweg naar mijn werk heb ik de wind vol tegen. Deze heeft op zijn beurt de afgelopen nacht de tijd genomen om alle laatste bladeren van de bomen te blazen. Gelukkig is mijn werk dichtbij want mijn handen worden strammer met de seconde. Nu ze dood is heeft ze er geen last meer van maar god wat had ze een hekel aan kou. En vooral de regen. Ik werd er altijd gek van hoe ze uren voor de spiegel stond om haar blonde krullen in model te brengen, die er vervolgens naar mijn idee net zo uitzagen als voordat ze ze in model had gebracht. Wat trouwens altijd goed zat, haar kapsel, net als haar make-up. Misschien is dat waarom ik uiteindelijk hier ben blijven plakken, in de psychiatrie. Waar grote hoogte punten en diepe dalen elkaar moeiteloos afwisselen als is het de normaalste zaak van de wereld. Dat na alle verlies en het lijden dat ik in mijn kleine leventje ben tegen gekomen ik op alledaagse basis wil proberen om het leven, van een ander en daarmee dat van mezelf, iets mooier te maken.

Ik zou het leed van de wereld wel willen dragen, al zou ik het niet kunnen daar mijn hart al breekt bij het geringste verdriet. Het zijn de mensen die al van nature kwetsbaar zijn, zoals de mensen waar ik mee werk, die teveel leed hebben te verwerken. Het grijpt zich in hun vast en draait zich als een wurgslang om de nek, steeds steviger. Mijn werk bestaat uit het delen van de mooie dingen in het leven. Mensen ondersteunen in het zo zelfstandig mogelijk leiden van het leven draait denk ik om het helpen vinden van zingeving. Het is het ondergeschoven kindje in het werk want niemand heeft een antwoord op de vraag ‘Waar doen we het allemaal voor en waarom overkomt mij dit of dat?’. Ik werk om de ander in leven te houden, niet zozeer lichamelijk maar het leven dat zich afspeelt in ons hart.

Want blijkbaar heb ik het niet gezien en zeker nooit echt goed begrepen. En wilde ze ondanks haar blonde krullen, helder blauwe ogen, het lachende leven en al onze plannen voor de toekomst niet langer bij ons zijn.

 

<< No reproduction without creditline >>